Agora, Stichting Voor Bijzonder Primair Onderwijs In De Zaanstreek

Transcription

Agora, stichting voorbijzonder primaironderwijs in de ZaanstreekOnderzoek bestuur en scholenVierjaarlijks onderzoekInspectie van het OnderwijsPrimair Onderwijs

SamenvattingElk bestuur van scholen in Nederland wordt minstens één keer in devier jaar onderzocht door de onderwijsinspectie. Dit jaar was hetbestuur van Agora, stichting voor bijzonder primair onderwijs in deZaanstreek aan de beurt. Onder Agora vallen vijfentwintig basisscho len. Het bestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijsaan in totaal 7400 leerlingen.We hebben onderzocht of Agora zorgt voor onderwijs van voldoendekwaliteit en of het bestuur genoeg geld heeft om ook in de toekomstgoed onderwijs te blijven verzorgen. Bij zes scholen hebben weonderzocht of het bestuur weet hoe het is gesteld met de kwaliteit vanhet onderwijs op deze scholen. Ook hebben we gekeken hoe hetbestuur er zelf voor zorgt dat het onderwijs op de scholen vanvoldoende kwaliteit blijft. De scholen die we hiervoor hebben bezocht,zijn: rkbs De Regenboog, icbs De Windroos, De Oceaan, rkbs DeRietvink, cbs De Westerkim en icbs Het Koraal.De Westerkim en Het Koraal hebben we op verzoek van het bestuur nogbreder onderzocht dan de andere scholen. Het bestuur hoopte dat deinspectie deze scholen als ‘goed’ zou beoordelen.Wat gaat goed?Het bestuur heeft duidelijk omschreven hoe het denkt over goedonderwijs en praat hier ook regelmatig met zijn scholen over. Deschooldirecteuren zijn het eens met wat het bestuur belangrijk vindt enkrijgen daarnaast ruimte om speciale dingen voor hun eigen teams teorganiseren. Het bestuur organiseert regelmatig cursussen om ervoor tezorgen dat de mensen die op de scholen werken bijgeschoold worden.Het bestuur van Agora weet op welke scholen de resultaten van deleerlingen in groep 8 kwetsbaar zijn. Het bestuur vindt het belangrijkdat de resultaten op die scholen verbeteren. Ook weet het bestuur opwelke scholen het voor het grootste deel goed gaat en op welkescholen het (op onderdelen) minder goed loopt.Stichting AgoraBRIN: 41251Aantal scholen onder bestuur: 25Totaal aantal leerlingen: ruim 7400Onderzoeksnummer: 291999Betrokken scholen in het onderzoek:rkbs De Regenboog, Brin 09WPicbs De Windroos, Brin 10ODcbs De Westerkim, Brin 22KArkbs De Rietvink, Brin 22KBicbs De Oceaan, Brin 30AHicbs Het Koraal, Brin 30FUUitvoeringsperiode onderzoek:februari - mei 2017Datum concept/definitief rapport:juni 2017Het bestuur weet opwelke scholen deresultaten van deleerlingen in groep 8kwetsbaar zijnHet bestuur is naar buiten toe duidelijk over hoe het in grote lijnengaat met de onderwijskwaliteit op de scholen. De GemeenschappelijkeMedezeggenschapsraad en de Raad van Toezicht vinden dat het bestuurhen daar helder en eerlijk over informeert. Het bestuur vertelt hun ookduidelijk over de plannen voor de komende jaren en luistert daarbijook naar hun mening en eventuele adviezen van hun kant. Verder gaathet bestuur verstandig om met zijn geld.Wij zijn het eens met het bestuur dat cbs De Westerkim en icbs Het Koraal‘goede scholen’ genoemd mogen worden. We zien verder dat op deinspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek2/48

scholen die wij hebben onderzocht de leraren voldoende duidelijk uitleg gen, leerlingen rustig kunnen werken en de leraren graag willen werkenaan (verdere) verbetering van de onderwijskwaliteit op hun school.Wat moet beter?Op de scholen waar de leerlingen in groep 8 onvoldoende resultatenhalen, moet het bestuur steviger optreden. Het is belangrijk dat hetbestuur deze scholen kritischer bevraagt en ervoor zorgt dat zij beteruitzoeken hoe het kan dat teveel van hun leerlingen te lage resultatenbehalen op de eindtoets. Daarnaast moet het bestuur ervoor zorgen datdeze scholen een duidelijker plan maken om hun onderwijs teverbeteren en daar ook goed mee aan het werk gaan.Ook als leerlingen onvoldoende vooruit gaan, moeten sommigescholen beter uitzoeken hoe dat kan. Door dat te doen, kunnen ze dieleerlingen beter begeleiden. Ook daarover zou het bestuur kritischermoeten zijn, vooral bij scholen waar de resultaten tegenvallen.Ten slotte is het belangrijk dat het bestuur nog duidelijker zicht krijgtop het onderwijs op de scholen, dus niet alleen op hoofdlijnen, maarscherper. Het bestuur vindt dit zelf ook en is samen met de directeurenvan de scholen aan het kijken hoe zij dit voor elkaar kunnen krijgen.Wat kan beter?Ook veel scholen waar het onderwijs voldoende of zelfs goed is, kunnennog preciezer uitzoeken hoe het met hun onderwijs gaat, bijvoorbeeldof ze helemaal tevreden zijn over hoe de leraren lesgeven of hoe het kandat de leerlingen goede of juist minder goede resultaten halen.Verder doen alle scholen hun best om hun onderwijs te verbeteren,maar ze kunnen dat wel meer volgens steeds dezelfde stappen doen:eerst samen afspreken wat ze belangrijk vinden, dan kijken of ze dat inde praktijk ook zo doen en of ze hun doelen halen, vervolgens kijkenwat ze kunnen veranderen om nog beter te worden en dat daninplannen en stapsgewijs uitvoeren. Op zo’n zelfde manier kunnenveel scholen leerlingen die achterblijven nog beter begeleiden. Als hetbestuur hogere eisen zou stellen aan zo’n planmatige manier vanwerken, zouden nog meer scholen (eventueel op onderdelen) richting‘goed’ kunnen gaan.Ten slotte zouden scholen, als zij op meer onderdelen de waardering‘goed’ willen krijgen, duidelijker moeten uitleggen wat zij zelfbelangrijk vinden in hun onderwijs, bovenop wat volgens de wet moet.Het bestuur kan hen daar meer toe uitdagen.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek3/48

Inhoudsopgave1.Inleiding52.Bestuur83.Resultaten verificatieonderzoek4.5.183.1 Rkbs De Regenboog183.2 Icbs De Windroos213.3 Icbs De Oceaan253.4 Rkbs De Rietvink273.5 Cbs De Westerkim303.6 Icbs Het Koraal31Onderzoek op verzoek goede school324.1 Onderzoek op verzoek goede school: icbs Het Koraal324.2 Onderzoek op verzoek goede school: cbs De Westerkim39Reactie van het bestuur47inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek4/48

1. InleidingWat voor onderzoek heeft de inspectie gedaan?De inspectie heeft een vierjaarlijks onderzoek uitgevoerd bij hetbestuur van Agora, stichting voor bijzonder primair onderwijs in deZaanstreek. De centrale onderzoeksvraag voor een vierjaarlijksonderzoek van de inspectie is:Is de sturing op kwaliteit op orde en is er sprake van deugdelijkfinancieel beheer?Het onderzoek is verder gericht op vier deelvragen:1. Heeft het bestuur doelen afgesproken met de scholen, heeft hetvoldoende zicht op de onderwijskwaliteit en stuurt het op deverbetering van de onderwijskwaliteit?2. Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur en functio neert het transparant en integer?3. Communiceert het bestuur actief over de eigen prestaties enontwikkelingen en die van zijn scholen?4. Is het financieel beheer deugdelijk?Het onderzoek op het niveau van het bestuur is daarmee gericht op destandaarden binnen de kwaliteitsgebieden Kwaliteitszorg en ambitie(KA) en Financieel beheer (FB).Het onderzoek richt zich daarnaast op de onderwijskwaliteit van eendeel van de scholen.WerkwijzeHet onderzoek is uitgevoerd op twee niveaus. Op bestuursniveau isonderzoek gedaan naar de kwaliteitszorg en de borging van definanciële continuïteit. Op schoolniveau zijn twee typen onderzoekenuitgevoerd. Op de volgende scholen hebben we een verificatieonder zoek gedaan: rkbs De Regenboog, icbs De Windroos, icbs De Oceaan,rkbs De Rietvink, cbs De Westerkim en icbs Het Koraal. Op cbs DeWesterkim en icbs Het Koraal hebben we daarnaast een onderzoek opverzoek van het bestuur gedaan, omdat deze scholen volgens hetbestuur in aanmerking kwamen voor de waardering goed. De onder zoeken op verzoek ‘goede school’ zijn uitgevoerd met het helewaarderingskader. Bij de verificatieonderzoeken hebben we eenselectie van standaarden onderzocht.Legenda van beoordelingenzoals ze in de rapportagesworden weergegeven:GgoedVvoldoendeOonvoldoendeKkan beterHet verificatieonderzoek is een belangrijk onderdeel van het onderzoeknaar de kwaliteitszorg van het bestuur. Het gaat daarbij niet alleen omde vraag of de informatie van het bestuur juist is, maar ook om devraag of de sturing op kwaliteit werkt. In het onderzoek bij Agorahebben we in samenspraak met het bestuur twee voor hen belangrijkebeleidsthema’s geselecteerd om verificatieonderzoek naar te doen.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek5/48

Voor het thema Opbrengstgericht werken hebben we de kwaliteitszorgvan het bestuur geverifieerd aan de hand van een inspectieoordeel overde feitelijke kwaliteit op de volgende vijf standaarden: KA1 Kwaliteitszorg KA2 Kwaliteitscultuur KA3 Verantwoording en dialoog OP2 Zicht op ontwikkeling OP3 Didactisch handelenVoor het beleidsthema Bildung hebben we de kwaliteitszorg geverifi eerd aan de hand van een inspectieoordeel over de feitelijke kwaliteitop de volgende vijf standaarden: KA1 Kwaliteitszorg KA2 Kwaliteitscultuur OP1 Aanbod OP3 Didactisch handelen SK2 Pedagogisch klimaatBovengenoemde standaarden hebben wij gekozen op basis vanonderstaande onderzoeksvragen bij de twee beleidsthema’s. Hetbestuur geeft aan dat het de afgelopen jaren gericht op deze tweethema’s heeft gestuurd. Deze vragen zijn tijdens de verificatieonderzoe ken onderwerp van gesprek en onderzoek geweest.Bij het beleidsthema Opbrengstgericht werken (OGW) hebben we devolgende onderzoeksvragen opgesteld: Wat verstaat het bestuur precies onder OGW en wat verwacht het(dus) van de scholen op dit gebied? Heeft het bestuur doelen afgesproken met de scholen over OGW?Heeft het bestuur bijvoorbeeld afgesproken dat scholen school specifieke resultaatdoelen moeten formuleren? Heeft het bestuur voldoende zicht op de wijze waarop en de matewaarin scholen opbrengstgericht werken en op de sterke en zwakkepunten van de verschillende scholen met betrekking tot OGW? Stuurt het bestuur op verbeteringen rond OGW, met name op scholendie risico’s laten zien in de eind- en/of tussentijdse resultaten? Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur die ondersteu nend is om OGW te realiseren? Hoe zet het bestuur professionalise ring in op dit terrein? Werkt dit door tot op het niveau van deleraren? Verantwoordt het bestuur zich over de kwaliteit van OGW aanbelanghebbenden?Bij het beleidsthema Bildung hebben we de volgende onderzoeks vragen opgesteld: Heeft het bestuur het begrip Bildung voldoende geoperationali seerd, zodat vast te stellen is in hoeverre het doorgevoerd is opscholen?inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek6/48

Heeft het bestuur doelen afgesproken met de scholen over Bildung? Heeft het bestuur voldoende zicht op de stand van zaken metbetrekking tot Bildung op de scholen en op de sterke en zwakkepunten van de verschillende scholen op dit gebied? Stuurt het bestuur op verbeteringen rond Bildung? Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur die ondersteu nend is om Bildung te realiseren? Werkt dit door in de lessen en hetpedagogisch klimaat op de scholen?OnderzoeksactiviteitenWe hebben de informatie geanalyseerd die bij de inspectie aanwezigen/of op internet te vinden is over het bestuur van Agora en debijbeho rende scholen. Dit betreft onder andere het Meerjarenbeleidsplan 2015-2019 Leren/Leven van het bestuur, onderliggendedeelbeleidsplannen zoals het Meerjarenbeleid Opbrengstgerichtwerken (OGW) 2015-2-019, de evaluatie Meerjarendoelen Breed2015-2016, het boek De Zaanse Agora, een bestuursbrede analyse van deopbrengsten aan de hand van de M-versies van het Cito-lvs 2016,financiële gegevens, opbrengstgegevens, schoolgidsen, schoolplannenen van een aantal scholen hun jaarplan en/of jaarverslag.We hebben daarnaast op de scholen documenten en leerlingdossiersingezien, lessen bezocht en gesprekken gevoerd met directies, internbegeleiders en een vertegenwoordiging van ouders, leraren enleerlingen. Daarnaast hebben we gesprekken gevoerd met eenafvaardiging van de Raad van Toezicht (RvT) en een afvaardiging van deGemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR).LeeswijzerHierna volgen eerst de oordelen op de standaarden in de kwaliteits gebieden Kwaliteitszorg en ambitie en Financieel beheer op bestuurs niveau; de resultaten uit de verificatie-onderzoeken zijn hierin ophoofdlijnen verwerkt. Ook de afspraken over vervolgtoezicht zijnopgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 vindt u meer uitgebreid deresultaten van de verificatieonderzoeken op de zes onderzochtescholen, respectievelijk rkbs De Regenboog, icbs De Windroos, icbsDe Oceaan, rkbs De Rietvink, cbs De Westerkim en icbs Het Koraal.Hoofdstuk 4 beschrijft de resultaten van de onderzoeken op verzoekgoede school bij cbs De Westerkim en icbs Het Koraal. In hoofdstuk 5is de reactie van het bestuur op het onderzoek en de rapportageopgenomen.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek7/48

2.BestuurKwaliteitszorg en ambitie en financieel beheer van het bestuurIn dit hoofdstuk geven we de resultaten weer van het onderzoek opbestuursniveau: de oordelen op de standaarden in de gebiedenKwaliteitszorg en ambitie en Financieel beheer.De resultaten uit het gehele onderzoek, dus ook het onderzoek op descholen, zijn hierin verwerkt voor zover deze de oordelen onderbou wen en/of illustreren. Dat geldt specifiek voor de verificatieonderzoe ken. De resultaten daarvan zijn samengevat in de tabel in paragraaf 2.2,dat laat zien in hoeverre onze oordelen overeenkomen met het beelddat het bestuur zelf heeft van de gerealiseerde kwaliteit op de scholen.In onderstaande figuur zijn de oordelen g en ambitieVFinancieel beheerOordelen op bestuursniveau voor de gebieden Kwaliteitszorg en ambitie en Financieel beheerConclusieHet bestuur heeft in grote lijnen voldoende zicht op de kwaliteit vanzijn scholen. Zo weet het bestuur welke scholen goede kwaliteitleveren, welke voldoende en op welke scholen de kwaliteit risicovol is.Ook werken de beleidsthema’s die het bestuur heeft vastgesteld,zichtbaar door tot op het niveau van de scholen. Toch zijn we kritischover het stelsel van kwaliteitszorg op bestuursniveau. We beoordelenstandaard KA1 dan ook als onvoldoende (WPO, art. 12, lid 4).Het bestuur heeft weliswaar globaal zicht op de kwaliteit van descholen, maar op het niveau van de standaarden kan dit sterker. Hetbestuur geeft zelf aan dat het in samenspraak met de directeurenzoekende is naar een nieuwe manier van onderlinge auditing. Hierdoorzal het bestuur en zullen ook de scholen zelf naar verwachting beterzicht krijgen op de kwaliteit van het onderwijs.Verder heeft het bestuur voldoende zicht op de onderwijsresultaten eninspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek1. In de eerste ronde van vierjaarlijkseonderzoeken wordt op bestuursniveau nog geen oordeel gegeven ophet niveau van het kwaliteitsgebiedKwaliteitszorg en Ambitie. We gevendaarom hier nu de oordelen op destandaarden weer.8/48

weet het op welke scholen deze risicovol zijn. Het bestuur zou echter,met name waar deze risicovol zijn, de scholen scherper en kritischermoeten bevragen, aan- of bijsturen en zonodig ondersteunen, omervoor te zorgen dat verbeteringen tijdig en gericht doorgevoerdworden. Op de drie scholen die we in het kader van opbrengstgerichtwerken onderzochten, voldeed de kwaliteitszorg niet aan de eisen vanbasiskwaliteit, vooral doordat de betreffende scholen hun onderwijsre sultaten onvoldoende diepgaand evalueren en onvoldoende gerichtwerken aan verbetering daarvan.Het bestuur stimuleert dat er op de scholen een professionele cultuurheerst. Bovenschools wordt scholing georganiseerd, waarbij in iedergeval de bestuursbrede thema’s aan de orde komen, maar er ookruimte is voor individuele keuzes. Het bestuur streeft een cultuur nawaarin kennis delen vanzelfsprekend is en heeft hiervoor op boven schools niveau professionele leergemeenschappen ingericht, waarinverschillende scholen participeren.Het bestuur zou metname waar de resul taten risicovol zijn, descholen scherper enkritischer moetenbevragenHet bestuur voert ten slotte in voldoende mate de dialoog met zijnscholen en met de Raad van Toezicht (RvT) en de GemeenschappelijkeMedezeggenschapsraad (GMR). Het bestuur is transparant over waarhet mee bezig is, wat het nastreeft en wat het bereikt heeft. Insamenspraak met de RvT en de GMR zoekt het bestuur naar een manierom hen nog actiever te betrekken bij beleidskeuzes. Dit zou ook voorde dialoog met de scholen een aandachtspunt kunnen zijn, aangezieneen aantal van de scholen die wij onderzochten, aangaven dat debeleidsthema’s door het bestuur worden aangedragen en in minderemate door of in samenspraak met de directies.De financiële positie van Agora is in orde; we zien geen verhoogderisico’s voor de financiële continuïteit. Het bestuur voldoet aan alleonderzochte deugdelijkheidseisen op dit kwaliteitsgebied.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek9/48

2.1 Kwaliteitszorg en ambitieKwaliteitszorg en ambitieKA1 KwaliteitszorgOVG KA2 Kwaliteitscultuur KA3 Verantwoording en dialoog Het beeld komtniet overeenHet beeld komthelemaal overeenDe doelstellingen van hetbestuur werkenniet door tot opschoolniveauDe doelstellingenvan het bestuurwerken volledigdoor tot opschoolniveauOp hoofdlijnen voldoende zicht op kwaliteit en ruimte aan scholen voor invullingbeleidsthema’sZoals hierboven opgemerkt heeft het bestuur in grote lijnen zicht op dekwaliteit van zijn scholen. Ook zijn de beleidsthema’s die het bestuurheeft vastgesteld zichtbaar op de scholen en worden deze gedragendoor de teams. Bij de invulling van het bovenschoolse beleid laat hetbestuur de scholen veel ruimte. Bij scholen die goed functioneren,werkt dit naar tevredenheid; zij nemen de ruimte die hun gebodenwordt en voelen zich bijvoorbeeld door de keuze van het bestuur voorhet thema Bildung gesterkt in het belang dat zij hechten aan een breedaanbod en een stimulerend pedagogisch klimaat. Daarbij bieden deacht ‘sferen’ die het bestuur binnen Bildung benoemt hun een kapstokom het aanbod nog gestructureerder onder de loep te nemen. Wel mer ken we hierbij op dat een aantal leraren aangeeft behoefte te hebbenaan praktische handvatten om Bildung vorm te geven, naast detheoretisch scholing die het bestuur organiseert.Sturing op onderwijskwaliteit moet bij risico’s scherperBij scholen met risico’s in de onderwijskwaliteit zou het bestuur echtereen steviger positie in moeten nemen. Hoewel opbrengstgerichtwerken als beleidsthema herkenbaar is op de scholen, stuurt hetbestuur niet stevig genoeg op schoolspecifieke resultaatdoelen,evaluaties van behaalde resultaten en verbeterplannen. Bij de driescholen die we in het kader van opbrengstgericht werken hebbenbezocht, zijn wij kritisch over de wijze waarop zij hun onderwijsresul taten evalueren en werken aan verbetering daarvan. Het bestuurbevraagt hen daar onvoldoende kritisch over, vraagt geen bijstelling ofinspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek10/48

aanscherping van evaluaties of verbeterplannen en monitort devoortgang niet scherp genoeg. Een gerichte sturing op resultaten isextra van belang aangezien nogal wat scholen binnen het bestuuronder de ondergrens scoren op de onafhankelijke eindtoets waarmeezij zich sinds vorig schooljaar over hun eindresultaten verantwoorden.Dit is overigens een kwestie die breder speelt in Zaanstad; ook inregionaal verband wordt gezocht naar mogelijke verklaringen enaanpakken.Op twee van de drie scholen die we in het kader van opbrengstgerichtwerken hebben onderzocht, hebben de leraren en/of intern begelei ders bovendien onvoldoende zicht op de ontwikkeling van leerlingen.Zij gaan bij tegenvallende resultaten niet goed genoeg na hoe deze teverklaren zijn en wat op basis daarvan de meest passende ondersteu ning is voor de betreffende leerlingen. Dit had het bestuur nietvoldoende in beeld. Ook hier zou het bestuur scherper moeten sturen.Systematiek kwaliteitszorg in ontwikkelingDe systematiek om zicht te krijgen en te houden op de kwaliteit van hetonderwijs op de scholen is in ontwikkeling en op dit moment nogonvoldoende effectief. Als systeem van kwaliteitszorg hanteert hetbestuur de volgende drieslag: een digitale Monitor Goed Onderwijs(MGO), waarin scholen hun eigen kwaliteit beschrijven en documentenbijvoegen ter illustratie daarvan, marapgesprekken tussen bestuur enschooldirecties en onderlinge audits. Het bestuur merkt zelf op dat hetdeze drieslag nog steviger wil neerzetten en dat ook de pdsa-cyclus opveel scholen sterker kan. De scholen zijn nog bezig de MGO te vullen;bij het startgesprek gaf het bestuur aan dat deze bestuursbreed voorongeveer 75% gevuld was. De oordelen die scholen zichzelf hieringeven op de verschillende kwaliteitsgebieden, hebben echter noggrotendeels het gehalte van zelfbeoordeling; het beeld van onafhanke lijke buitenstaanders is er op dit moment slechts in beperkte mate inverwerkt. Dit laatste heeft mede te maken met het feit dat het onder ling auditen het afgelopen jaar heeft stil gelegen. De wijze waarop diteerder plaatsvond was niet naar ieders tevredenheid en in samenspraakmet de schooldirecties is het bestuur een nieuwe werkwijze aan hetuitwerken. Naar verwachting gaat deze rond de komende zomervakan tie van start. Wel zet elke school al jaren eens per twee jaar tevreden heidsenquêtes uit onder personeel, ouders en leerlingen en wordenleerlingen met ingang van dit schooljaar daarnaast jaarlijks bevraagdrond sociale veiligheid.Kwaliteitscultuur op ordeOp de scholen die we hebben onderzocht heerst een professionelekwaliteitscultuur. Het bestuur vindt het belangrijk dat medewerkerszich bijscholen en kennis delen, zowel binnen als tussen scholen.Bovenschools wordt scholing georganiseerd rond bestuurlijkebeleidsthema’s, maar ook rond andere onderwijskundige thema’s.Vanaf volgend schooljaar gaat de balans tussen bestuursbredeinspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoekHet bestuur vindt hetbelangrijk datmedewerkers zichbijscholen enkennis delen11/48

scholingsdagen en schoolspecifieke scholingsdagen wel wat andersworden ingericht, omdat een aantal scholen behoefte heeft aan meerruimte voor teamscholing.Op bovenschools niveau zijn professionele leergemeenschappenactief, waarin verschillende scholen participeren. Verder stuurt hetbestuur in voldoende mate op het op orde krijgen en houden van decompetenties van het personeel. Hiertoe heeft het een instrument ingebruik genomen dat het in eerste instantie inzet om met behulp vanassessoren de competenties van beginnende leraren in kaart tebrengen, met als doel leraren van startbekwaam naar basisbekwaam endeels ook op excellent niveau te krijgen. Scholen kunnen ook gebruikmaken van dit instrument om de competenties van hun team in beeldte krijgen. Daarnaast gebruiken scholen ook kijkwijzers gericht opschoolspecifieke ontwikkelthema’s.Transparante werkwijzeHet bestuur verantwoordt zich op transparante wijze over zijn ambitiesen bereikte resultaten, onder andere via het jaarverslag. Gegevens vanindividuele scholen zijn voor het bestuur zelf en voor alle scholenbinnen het bestuur in te zien, via het leerlingvolgsysteem en deMonitor Goed Onderwijs. Ook de Raad van Toezicht kan een groot deelvan deze gegevens inzien. Zowel de Raad van Toezicht als de Gemeen schappelijke Medezeggenschapsraad vinden dat de verantwoording vanhet bestuur, mede doordat zij daarop hebben aangestuurd, deafgelopen jaren is verbeterd, zowel qua tijdigheid als qua inhoud. DeRvT vindt overigens dat met name als het bestuur doelstellingen nietheeft behaald, het nog wel concreter kan aangeven hoe het deze alsnogdenkt te gaan behalen. De RvT vervult een stimulerende rol als kritischesparringpartner. De GMR en het bestuur zoeken samen naar manierenom de GMR een proactievere rol te laten vervullen. Ten slotte merkt eenaantal van de scholen op dat het bestuur hen nog sterker zou kunnenbetrekken bij het bepalen van schooloverstijgende beleidsthema’s.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek12/48

2.2. Resultaten verificatieonderzoekWe zijn in de eerste plaats nagegaan of het bestuur voldoende en juisteinformatie heeft over de kwaliteit van het onderwijs bij de scholen. Aande hand van enkele standaarden hebben we dat op zes scholenonderzocht. In de volgende tabel is het resultaat daarvan weergegeven.Rkbs DeRegenboog(09WP)Icbs DeWindroos(10OD)Icbs DeOceaan(30AH)Rkbs DeRietvink(22KB)Cbs DeWester-kim(22KA)Icbs HetKoraal(30FU)KA1 Kwaliteitszorg KA2 Kwaliteitscultuur KA3 Verantwoording en dialoog nvtnvtnvtnvtnvtnvt OP2 Zicht op ontwikkeling nvtnvtnvtOP3 Didactisch handelen SK2 Pedagogisch klimaatnvtnvtnvt OP1 AanbodResultaten verificatieonderzoekDe tekens geven aan of het oordeel/de waardering wel ( ) of niet ( ) overeenkomt met het beelddat het bestuur er zelf van heeft.Het bestuur heeft over het geheel genomen voldoende zicht op dekwaliteit van de scholen. Onze beoordeling van de standaarden tijdensde verificatieonderzoeken (zie hoofdstuk 3) komt voor de meestestandaarden overeen met het beeld dat het bestuur van de kwaliteit opde scholen heeft. Op een aantal standaarden verschilt onze beoorde ling met het beeld dat het bestuur heeft. Dit betreft op De Windroos enDe Oceaan Zicht op ontwikkeling (OP2), op De Regenboog en DeWindroos Kwaliteitszorg (KA1), op De Oceaan Kwaliteitscultuur (KA2)en op De Westerkim Didactisch handelen (OP3).Het verschil bij kwaliteitszorg en zicht op ontwikkeling - wij zijn daarkritischer dan het bestuur - ligt in lijn met het feit dat wij op bestuur sniveau kritisch zijn over de kwaliteitszorg en de mate waarin hetbestuur het opbrengstgericht werken aanstuurt op met name risico scholen. Over de kwaliteitscultuur op De Oceaan is ons oordeeldaarentegen positiever dan het beeld dat het bestuur had. De verwach ting van het bestuur dat het leerstofaanbod en het pedagogisch klimaatop de scholen die we in het kader van Bildung hebben bezocht dewaardering ‘goed’ verdienen, komt overeen met ons beeld. Hetdidactisch handelen op De Westerkim, ten slotte, had het bestuurinspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek13/48

positiever ingeschat dan het oordeel ‘voldoende’ dat wij uitspreken.De directie erkent ons oordeel dat er teveel elementen van de eigenambities van de school op het gebied van het didactisch handelen nogonvoldoende uit de verf komen in de lespraktijk. Daarom is dewaardering ‘goed’ op deze standaard nog niet gerechtvaardigd.2.3 Financieel beheerFinancieel beheerVOV FB1 ContinuiteitFB2 Doelmatigheid FB3 RechtmatigheidWij baseren ons oordeel over het kwaliteitsgebied Financieel beheerop de beoordeling van de onderliggende standaarden voor financiëlecontinuïteit en rechtmatigheid. Wij geven in beginsel geen oordeelover de financiële doelmatigheid.De standaarden financiële continuïteit en rechtmatigheid zijn beidebeoordeeld als voldoende. Het financieel beheer is dan ook beoordeeldals voldoende.Financiële continuïteitIn onderstaande tabel zijn de financiële kengetallen van het bestuur uitde jaarverslaggeving over de afgelopen en de toekomstige drie jarenafgezet tegen de signaleringswaarden (‘Indicatie’) die wij gebruiken inonze jaarlijkse risicodetectie.IndicatieT-2T-1TT 1T 2T 3Liquiditeit(current ratio) 0,752,182,282,122,272,332,35Solvabiliteit 2 0,300,670,680,640,670,670,67Zoals blijkt uit de tabel is er geen sprake van waarden die wijzen op eenmogelijk financieel risico met gevolgen voor de continuïteit van hetonderwijs op de korte of middellange termijn. In ons onderzoekvonden wij geen belangrijke informatie die strijdig is met dat beeld.Wij beoordelen de financiële continuïteit dan ook als voldoende.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek14/48

Financiële rechtmatigheidOns oordeel bij deze standaard gaat enerzijds uit van de bevindingenvan de instellingsaccountants uit het eerstelijnstoezicht op definanciën van het onderwijs. Anderzijds speelt aanvullende informatieeen rol, zoals signalen en (lopende) onderzoeken op het gebied vanfinanciële rechtmatigheid. Beide aspecten leiden gezamenlijk tot eengewogen oordeel. Dat oordeel luidt in dit geval ‘voldoende’; in ditonderzoek hebben zich aan ons geen gegevens voorgedaan die eenpositieve waardering van de financiële rechtmatigheid in de weg staan.Financiële doelmatigheidOnder de noemer ‘financiële doelmatigheid’ voeren wij het gesprekover de manier waarop besturen hun middelen ten goede laten komenaan het onderwijs. Bij Agora kwamen de volgende onderwerpen aan deorde:1. De besteding en effecten van middelen bestemd voor PassendOnderwijs;2. Het toezicht van de Raad van Toezicht op de financiële doelmatigheid.2.4 Afspraken over vervolgtoezichtBeoordeling (0)HerstelopdrachtDatum gereedOp bestuursniveau is de kwaliteitszorg(KA1) onvoldoende. Het bestuur voldoetniet aan de WPO art. 12, lid 4.Het bestuur heeft aantoonbaar zicht opde kwaliteit van het onderwijsproces ende (cognitieve) resultaten van de scholen. Het heeft duidelijke kwaliteitsnormen vastgelegd met de scholen, zowelmet betrekking tot het onderwijsprocesals de resultaten. Het bestuur zorgtervoor dat scholen hun onderwijsprocesen hun resultaten op een zodanige wijzeevalueren dat hun dit voldoende basisbiedt om verbetermaatregelen te nemen. Het bestuur stuurt aantoonbaar opde realisatie van verbetermaatregelen.In de volgende ronde van het vierjaarlijksonderzoek, dus uiterlijk in 2021, dient deverbetering te zijn gerealiseerd.Op De Regenboog (09WP) is de kwaliteitszorg (KA1) onvoldoende. De schoolvoldoet niet aan de WPO art. 12, lid 4.De school voert een gedegen analysevan de onderwijsresultaten uit. Medeop basis daarvan stelt de school eenverbeterplanning op voor het komendejaar, waarmee het team gericht werktaan concrete verbeterdoelen. Periodiekevalueert de school of de verbeterplanning op schema ligt.In de volgende ronde van het vierjaarlijksonderzoek, dus uiterlijk in 2021, dientde verbetering te zijn gerealiseerd. Deinspectie voert dan een herstelonderzoek uit.inspectie van het onderwijs – vierjaarlijks onderzoek15/48

bestuur van Agora, stichting voor bijzonder primair onderwijs in de Zaanstreek aan de beurt. Onder Agora vallen vijfentwintig basisscho len. Het bestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijs aan in totaal 7400 leerlingen. We hebben onderzocht of Agora zorgt voor onderwijs van voldoende